Historie (deel 3)

"DE ZWIJGER SPREEKT…UIT HET VERLEDEN”

Een vaste koers.

De jaren zestig vormden voor de groep een tijd zonder veel ingrijpende veranderingen. Zeker niet zonder hoogtepunten.
Dit gold echter weer niet voor de financiële situatie van de groep.
Het huurbedrag van het nieuwe groepshuis sloeg een geducht gat in het budget, dat door de afbetaling van de vletten toch al zulke zware lasten had te dragen, terwijl van overheidssubsidie nog geen sprake was. Hierom vormden de jaren zestig ook de tijd van de grote acties: kaarsen, kranten, glazen knipriksen en wat dies meer zij. Onvermoeibaar voor alles wat met de geldmiddelen had te maken was in deze tijd mevrouw Wagenaar- Koopmans, jaren lang secretaresse en penningmeesteresse van de Stichting. Bij haar afscheid in 1967 ontving zij het dankbaarheidsinsigne van de vereniging.
De welpenhorde was de jaren zestig goed begonnen. Toen Akela Burghoorn in 1963 de raadsrots verliet, telde de horde een record-aantal van veertig welpen, reden waarom hij zelfs een jaar lang gesplitst geweest was in een bakboord- en een stuurboordhorde. Het vertrek van Akela Burghoorn had daaraan echter weer een einde gemaakt.
Hoewel het ledental wel wat daalde, bleven het toch goede jachtjaren, zowel onder leiding van Akela Vogelenzang, als –vanaf september 1975- onder die van Akela Isendoorn die voor enkele jaren de wijde Canadese jachtvelden had verruild voor de Dordtse.
Hoogtepunten waren de zeer geslaagde zomerkampen; de Zing Boem-manifestatie, een landelijke revuewedstrijd; de grootste rimboejacht in Zuid Amerikaanse stijl ter gelegenheid van het vijftigjarig jubileum van de welpen in Nederland in 1966.
In 1969 verlegde Akela Isendoorn haar jachtgebied weer naar het verre Canada. Bagheera Bosman beklom daarop de raadsrots.
De troep bleef in de jaren zestig vrij stabiel: ongeveer vijfentwintig verkenners, die de beschikking hadden over vijf lelievletten. Zij zetten zich actief in voor het welslagen van enkele nationale kader- en zeeverkennerskampen in de Biesbosch. Hiervoor ontvingen zij zelfs de Blauwe Wimpel van het Nationaal Hoofdkwartier: een hoge eer!
September 1966 gaf schipper Claassen het troepcommando over aan schipper W.F.G. Veldhuijzen, die met een onderbreking van ruim een jaar tot 1972 zou blijven leiden. Schipper Claassen bleef voorlopig wel groepsleider.
Voorjaar 1967 werd aan de Badweg, naast het opleidingsschip “Hollands Glorie” een eigen vlootbasis geopend. De laatste plank in de toegangsbrug werd geslagen door Assistents Hoofdkwartierscommissaris schipper W.van der Tak. Dat men vergeten had in het harde hout gaten voor te boren, en er derhalve met geen mogelijkheid een spijker door te jagen was, deed aan de feestvreugde volstrekt geen afbreuk.
Inmiddels was er ook aan het zestienplus-front weer enige activiteit te bespeuren.
Nadat de Maarten Harpertszoon Trompstam in 1961 was uitgestorven, was er voor de oudere verkenners enkele jaren geen zelfstandige eenheid meer. Enkele bleven hangen, werden opperbootsman en stuurman, velen echter vielen tussen wal en schip.
Aangezien ook andere zeeverkennersgroepen in de omgeving met een zelfde probleem zaten, nam de Districtsleiding het initiatief tot de oprichting van een niet aan enige groep gebonden Districtsloodsenstam. Zo ontstonden in het najaar van 1964 de Delta-loodsen; stamschipper werd schipper Koopman, die na zijn afscheid van de groep in 1963 weer ADC/ZV was geworden.
Hij liet een speciaal type vlet ontwerpen: gangboorden, een voordekje met buiskap en een groter tuig maakten de lelievlet geschikt voor groter water. Van deze “Deltavlet” werden drie exemplaren gebouwd; één ervan is thans in het bezit van de groep.
Toen bleek dat de ledenaanwas van de Delta Stam vrijwel uitsluitend werd gevormd door oud-verkenners van de Willem de Zwijgergroep en daarmee het idee van een Districtsstam feitelijk was mislukt, werd besloten tot een samengaan: op Sint-Jorisdag 1967 verwisselden de Delta-loodsen (en schipper Koopman) hun Schots geruite das voor het hun zo vertrouwde rood-blauw.
Enkele wapenfeiten van deze stam wil ik hier graag aan de vergetelheid ontrukken: hij leverde een belangrijke bijdrage tot de oprichting van de Nationale Loodsen Stam, die van het Nationaal Hoofdkwartier erkenning afdwong voor de loodsen als zelfstandige speltak. Hij organiseerde een nationaal loodsenkamp in de Biesbosch en assisteerde bij vele andere activiteiten. Tenslotte steunde hij actief de pioniers van de Medogroep toen die op het waterwerk overgingen. Verschil van mening over de mate waarin deze ondersteuning zou moeten overgaan tot samenwerking, leidde in 1968 tot het definitieve vertrek van schipper Koopman uit de Willem de Zwijgergroep.
Voortgaand op de eerder ingeslagen weg ten aanzien van de verbetering van het materiaalbestand, was reeds halverwege de jaren zestig zorgelijk gekeken naar de ontwikkelingen die enerzijds de stadsuitbreiding langs het Wantij te zien gaven en anderzijds de explosieve toename rond ons Eiland van Dordrecht van het verkeer op de vaarwegen. Het werd steeds duidelijker dat bezitten van relatief grote motorvermogens een noodzakelijk kwaad werd wilde nog veilig gevaren kunnen worden.
Na rijp beraad werd besloten om te gaan uitzien naar een sleepboot of een vrachtscheepje. In 1968 werd het zoeken naar een vaartuig, van goede kwaliteit en voor weinig geld, beloond. Een vrachtscheepje, de Zaandam, werd aangekocht en een bedrag van f 5.000,- neergeteld.
Het m.s. Zaandam moest opgeknapt worden en geschikt gemaakt voor het doel van wachtschip. Door een genereus aanbod van J. en K. Smit N.V. te Alblasserdam werd dit onverwachts mogelijk. Deze scheepswerf bleek bereid voor een fractie van de werkelijke kosten een geheel stalen opbouw aan te brengen, watertanks in te bouwen, enzovoorts.
Het leek allemaal schitterend te worden, totdat…. Vlak voor het zomerkamp 1969 (het eerste dat met het inmiddels tot IJzeren Kraak omgedoopte vaartuig gehouden zou worden) tijdens een onderhoudsbeurt de 44 pk. gloeikopdiesel van het fabrikaat Kromhout het definitief begaf.
Goede raad en een goede motor waren duur. Dankzij veel inspanning en medewerking van zowel particuliere zijde, de gemeente Dordrecht, fondsen e.d., kon een nieuwe DAF-diesel worden ingebouwd. Op zich een verbetering, maar het vertrouwde plofje was verdwenen.
Veel zou te vertellen zijn over de vele tochten die gemaakt werden sindsdien. Veel zou te vertellen zijn over de verdere opbouw, de nieuwe stuurhut, de betimmering, de mast en die keer dat het schip half zonk. In het kader van deze beschouwing zou het allemaal wat teveel worden.
De IJzeren Kraak is een integraal onderdeel geworden van het groepsgebeuren en niet meer weg te denken, al was het alleen maar doordat in de tien jaar dat het schip de drijvende vlootbasis vormt, er nagenoeg tien jaar over een goede ligplaats geargumenteerd is. Tot op de dag van vandaag toe. Veertig jaar Willem de Zwijgergroep en tien jaar IJzeren Kraak. In feite dus twee jubilea in 1978.